Plots is het helder in mijn hoofd. Woorden stromen, zinnen planten zich in mijn hoofd. Ik voer een strijd… of is het eerder een dialoog want ‘strijd’ voelt zo zwaar beladen. Een dialoog over het leven, mijn leven, willen leven. Telkens opnieuw als een grammofoon die blijft hangen. Een lichte strijd met zachte momenten waarin ik alles kan omarmen en laat binnenkomen. Waarin ik denk: ok, what’s next?
En dan die zware, loodzware momenten waarbij alles als tientonners over me valt en ik happend naar adem blijf verder zoeken, machteloos voelend tegenover het verpletterende gewicht. Dan adem ik en is het lichter, komt er even ruimte maar vaak stokt de adem in mijn keel op dat moment en wordt alles oppervlakkig. Oppervlakkig, een woord met weerstand, het voelt slecht, het voelt niet als leven aan. Ik heb een wens, een verlangen naar diepgang en tegelijk diepgang…. het beangstigt me enorm, want diepgang betekent ook kwetsbaarheid. Rauwe broze delen die terughoudend het licht zien en tegelijk opgelucht ademhalen dat ze belicht worden. Ze weten het niet goed. Ik weet het niet goed. Willen ze naar boven komen? Willen ze vooruit? Wil ik vooruit? Wat is vooruit? Is het gewoon hier zijn? Hier leven en ademen, in en uit en vertrouwen dat ik wel op die plek kom waar ik wil landen. Om dan weer snel op te stijgen want eerlijk gezegd voel ik meer voor een vliegende vrije vogel op zoek naar een warm nest om af en toe in te verschuilen en even stil te staan. Ik adem in en uit en voel dat het weer goed is. De woorden zijn gevloeid, de zinnen zijn geschreven en we zijn een beetje vooruit. Vooruit zonder te weten welke richting dat juist is, maar het is ok. Ik ben ok. Het is goed genoeg. Ik ben goed genoeg!